Abstract: Based on interviews, the purpose of the article is to study how Roma and Jews experience everyday violations and hate crime and how the victims deal with this exposure. The victims’ narratives are analysed using, for example, theories and research on anti-Semitism, anti-Ziganism, everyday racism and power relations. During the post-war period Jews have largely been seen by the majority population as belonging to the white ”Swedishness”, while the Roma belong to one of many deeply despised minorities that often are exposed to everyday violations and hate crime. However, there is anti-Semitism in Sweden that in certain situations and circumstances is explicitly expressed in the form of abuse, threats or violence. The article describes and analyses how the victims of hate crime deal with this exposure and how the crimes affect them. Some Roma and Jews ”are forced” to live a kind of double life because they are afraid of being ”exposed” as a Roma or a Jew. For example, Jewish and Roma symbols are often spontaneously concealed. The damage that hate crime causes is spread beyond the individual to the victim’s entire group, a form of ”message crimes”. The consequences for the individual concerned can be very serious. Roma and Jewish groups as a whole can also be affected by the restrictions imposed on their lives.
Abstract: This special section explores the experiences of cohabitation and transnational migration routes of Jews from the Caucasus through the lens of anthropology, sociology, and social history. Focusing on underrepresented Jewish groups from Georgia, Azerbaijan, and the North Caucasus (Russian Federation), it suggests an innovative view on Jewish studies, the study of the Caucasus and Post-Soviet migration studies. The contributions challenge dominant narratives that subsume diverse Jewish identities from Georgia, Azerbaijan and the North Caucasus under the label “Russian Jews” and instead foreground the multi-layered entanglements of Jewish life in and beyond the Caucasus – as locals, minorities, and migrants in multi-religious and multi-ethnic settings. The special section papers reveal how Soviet secularism, post-Soviet nationalism, and global Jewish discourses intersect with local memory, of living together, religious practice, and belonging. By situating Caucasus Jews in broader debates on diversity, migration, and coloniality, this section calls for a rethinking Jewish studies beyond the taken-for granted binary formulas of Ashkenazi/Mizrahi or European/Non European frameworks.
Abstract: This article examines the impact of the 2023–2025 Israeli–Palestinian conflict—particularly the aftermath of the October 7 Hamas attack, subsequent war in Gaza, and the international public opinion reactions to those events—on Jewish community in Krakow, Poland. While pro-Palestinian protests in Poland were limited compared to those in Western countries, they marked an unprecedented local development, sparking debate within Jewish circles. Using Krakow as a case study, the article explores whether and how these events shifted discourse around Zionism, Israel, and Jewish identity. It employs discourse analysis, supplemented by comparative methodology, the study relies on the data from the semi-structured interviews, and analyses of the official statements and media report as well as the social media discourses. The article addresses two questions: (1) how and why did the Jewish community in Krakow respond to the escalation of the Middle East conflict and the subsequent events, particularly pro-Palestinian activism? (2) do the observed dynamics reflect global trends or local particularities?
Abstract: This document is a consolidated summary of urgent policy priorities of the Jewish community, following the
antisemitic terrorist attack on the Heaton Park Hebrew Congregation on Yom Kippur (2 October 2025), the holiest day of the Jewish calendar. This attack was not just an attack on British Jews, but on British society and British values.
These priorities are based on consultations within and between leading community organisations, including the Board of Deputies, JLC, UJS, and CST, and reflect the focus of our engagement with government and others since the attack.
We have seen a series of welcome announcements from government in response, and we are actively seeking
further action and implementation across these priorities.
However, these measures on their own will not be sufficient to meet the long-term society-wide challenge of
confronting antisemitic hatred as it has manifested itself in recent years. What is needed is a Comprehensive Government Strategy on Antisemitism, and this paper reflects what that might encompass.
Building on existing initiatives, including the recent report of the Board of Deputies Commission on Antisemitism,
we will continue working with partners and experts, with government, and with all parts of our diverse community, to seek input on these priorities and to integrate them into a wider strategy that addresses the problem at its
deepest roots. This includes ensuring the relevance of these priorities for the whole of the UK, taking account of
administrative and legal variations in devolved nations and regions.
Abstract: “DE KANARIE IN DE KOLENMIJN”
‘Dreiging’ is een moeilijk meetbaar fenomeen. Soms is het evident en expliciet; soms is een dreiging verborgen en sluimerend. Soms is er een duidelijke afzender en is het gericht tegen een duidelijk doelwit, in andere gevallen is het veel minder duidelijk.
Het huidige dreigingsbeeld wordt steeds minder duidelijk : er komen afzenders bij en er komen doelwitten bij. Hierdoor zou men kunnen concluderen dat de specifieke dreiging gericht tegen de Joodse gemeenschap, in vergelijking met voorgaande jaren, afneemt.
De Stichting Bij Leven En Welzijn (BLEW) heeft een dreigingsindex samengesteld, waarmee verschillende factoren zo objectief mogelijk kunnen worden gewogen. Deze index meet op een consistente wijze de dreiging door de jaren heen. Hierdoor ontstaat een objectief beeld van de ontwikkeling van het dreigingsniveau.
In tegenstelling tot wat men zou verwachten geeft de index aan dat het dreigingsniveau de laatste paar jaar toeneemt. Naast deze objectieve weging heeft BLEW een breed opgezet onderzoek naar het veiligheidsgevoel binnen de Joodse gemeenschap uitgevoerd. Ook uit deze kwalitatieve enquête komt het beeld naar voren dat joden zich steeds minder veilig voelen. Het veiligheidsgevoel neemt kortom af. Dit is overigens weer in overeenstemming met de metingen over het toenemende aantal antisemitische incidenten in Nederland en de landen om ons heen.
Ondanks dat men, op basis van de relatieve “rust” in Europa wat betreft aanslagen tegen joodse doelwitten in Europa, zou vermoeden dat de dreiging afneemt, is de conclusie van dit rapport overduidelijk en zorgwekkend :
Alle signalen wijzen op een verslechterde situatie. De toename van de dreigingsindex en de (globale en nationale) toename van het antisemitisme bevestigen het gevoel dat binnen de Joodse gemeenschap leeft dat het minder veilig wordt.
Helaas fungeren Joden al eeuwen als de ‘kanarie in de kolenmijn’. Zo ook in het huidig tijdgewricht, waar de bedreiging van joden en andere minderheden een prelude zal zijn van een probleem dat de gehele Nederlandse samenleving treft. Tenzij we nu gezamenlijk opstaan en alle kennis, kunde en ervaring samenbrengen om te zorgen dat de Dreigingsindex niet alleen een dalende lijn zal vertonen, maar vooral niet meer nodig zal zijn.
Het dreigingsrapport 2019 laat helaas zien dat dit doel nog ver weg is.
Abstract: Publiek Private samenwerking onvoldoende.
BLEW brengt nu voor de derde maal haar dreigingsrapport uit. Sinds ons eerste rapport, in 2014, is het denken rondom beveiliging drastisch veranderd. De conclusie van het eerste rapport was dat er op korte termijn meer beveiliging nodig was. Momenteel is de vraag niet of maar hoe we als Joodse gemeenschap, en in toenemende mate als maatschappij, ons kunnen beschermen tegen terrorisme.
Het antwoord op die vraag hangt af van de aard en mate van dreiging waarbij de ‘modus operandi’ (wijze van aanslag plegen) steeds wisselt. Deze blijft onverminderd hoog, maar de aard van de dreiging verandert: de weerbaarheid is weliswaar toegenomen maar de risico’s zijn groter geworden. De hogere alertheid en grotere weerbaarheid van met name de overheid vergroot de veiligheid, maar met een veel gevaarlijker en fatalere modus operandi waarbij het maken van veel slachtoffers in openbare en moeilijke te beveiligen doelen
prioritiet heeft is de dreiging niet als minder te kwalificeren.
De Joodse gemeenschap blijft een primair doelwit van jihadistisch terreur. De haat tegen het Westen, Israël en Joden in het bijzonder blijft ideologisch met elkaar verbonden. Het huidige dadersperspectief is onveranderd. De targets lijken echter, ook op ideologische gronden, te verschuiven naar meer algemeen Westerse ‘soft targets’ waarbij aanslagen worden gepleegd in onschuldige niets vermoedende menigtes: zelfmoordaanslagen, steekpartijen, doelbewuste aanrijdingen en schietpartijen met zware wapens.
De overheid ziet zich in snel tempo geconfronteerd met grote uitdagingen zoals aanslagen in openbare ruimtes, toenemende invloed van salafisme, radicalisering, terugkerende Nederlandse jihadisten, falend integratiebeleid, de vluchtelingenstroom en open grenzen.
De overheid intensiveert haar inzet door het uitbreiden van de Nationale Terrorisme Lijst, het mede-oprichten van een Europees Centrum voor Terrorisme Bestrijding, het ontmoedigen van het uitreizen naar Syrië onder radicale moslims, het beter controleren van vluchtelingen die Nederland binnenkomen en het opleiden van speciale eenheden van de Koninklijke Marechaussee.
De Stichting Bij Leven en Welzijn zet zich al 45 jaar in voor een veilige samenleving. BLEW heeft ervaring en expertise voor de beveiliging van een klein en kwetsbaar deel van onze samenleving; daarbij hebben wij een visie op de bescherming van de samenleving in bredere zin. Het gezamenlijke belang wordt steeds duidelijker zichtbaar. De enige manier om optimaal effectief te beveiligen is door samenwerking. Wij zien grote kansen voor de betere benutting van Publiek Private Samenwerkings verbanden (PPS) en hopen dat dit rapport een uitnodiging
zal zijn om deze verder te exploreren.
Abstract: De situatie is kritiek en het enige antwoord op korte termijn is beveiliging.
Hierbij presenteert Bij Leven En Welzijn (BLEW) haar eerste dreigingsrapport over de situatie van de Joodse gemeenschap in Nederland. Dit rapport heeft tot doel om het dreigingsbeeld voor de Joodse gemeenschap in Nederland in beeld te brengen.#
Naast een schets van de belangrijkste factoren die dit dreigingsbeeld bepalen introduceren wij de BLEW-index, waarmee objectief kan worden gemeten wat het dreigingsniveau op een bepaald moment is. Wij doen dit via de formule ‘Dreiging = Waarschijnlijkheid + Risico’.
Het rapport gaat in op de situatie van de afgelopen twee jaar. De reden hiervoor is dat de veiligheidssituatie sinds 2012, door het toenemen van het aantal (en het terugkeren van) uit Europa afkomstige jihadstrijders, significant is verslechterd. Dit jihadisme richt zich na terugkomst in Europa veelal tegen Westerse en specifiek Amerikaanse en Israëlische doelen. Omdat Amerikaanse en Israëlische doelen (zoals consulaten, ambassades en informatiecentra) in Europa zeer goed beveiligd zijn, worden Joodse soft-targets als synagogen, scholen en musea – voor velen synoniem aan Israëlisch – vanuit een daderperspectief interessantere en haalbare doelen.
Deze situatie wordt bovendien gevaarlijker omdat de duizenden naar Europa terugkerende Syriëgangers goed zijn getraind, zich niet gebonden voelen door landsgrenzen en onmogelijk permanent door de inlichtingendiensten kunnen worden gemonitord.
Deze en andere factoren zijn meegenomen in de BLEW-monitor, waarbij onze conclusie is dat het dreigingsniveau als ‘kritisch’ moet worden bestempeld en dat het belang van beveiliging voor de Joodse gemeenschap groter is dan ooit.
Reeds in 2012 heeft BLEW bij de relevante overheidsinstanties aangegeven dat de veiligheidssituatie voor de Joodse gemeenschap in Nederland kritisch begon te worden. Dit werd destijds niet gedeeld door de relevante overheidsinstanties. Na de aanslagen op Joodse instellingen in landen om ons heen (in 2012 in Toulouse en recentelijk Brussel) en het steeds grotere aantal uit vooral Syrië teruggekeerde jihadisten heeft de AIVD eind juni van dit jaar het rapport 'Transformatie van het jihadisme in Nederland' gepubliceerd. Onze conclusies sluiten hier bij aan. De Nederlandse jihadbeweging is omvangrijker dan ooit en vormt een toenemende bedreiging voor de nationale
veiligheid in het algemeen en de Joodse gemeenschap in het bijzonder.
Wij zijn dan ook van mening dat we met dit rapport zowel een belangrijke bijdrage zullen leveren aan het bewustzijn omtrent de veiligheidssituatie als aan die van de Joodse gemeenschap in Nederland.
Op het moment van publicatie is de Israëlische militaire operatie Protective Edge bezig in de Gazastrook. Deze operatie is begonnen om de onophoudelijke raketbeschietingen vanuit Gaza op Israël door Hamas en pogingen tot infiltratie van Israël door terroristen via tunnels te stoppen. Een concrete analyse van deze situatie is niet verwerkt in dit rapport, maar de (inter)nationale ontwikkelingen tonen nu reeds een duidelijk verband tussen militaire spanningen in het MiddenOosten en anti-Israël sentiment dat zich manifesteert in antisemitisme, ook in Nederland.
Abstract: Since unification, Germany has experienced profound changes, including the reawakening of xenophobic hate crime, anti-Semitic incidents, and racist violence. This book presents the most recent research conducted by a team of American and German experts in political science, sociology, mass communication, and history. They analyze the degree of antisemitism, xenophobia, remembrance, and Holocaust knowledge in German public opinion; the groups and organizations that propagate prejudice and hate; and the German, American, and Jewish perceptions of, and reactions to, these phenomena.
Abstract: To cope with the covid-19 pandemic, people not only relied on state measures and scientific knowledge, but also drew on the resources of religion. They may also have embraced conspiracy theories that sometimes led them to engage in protest behavior. Against this background, we address the following research question: “How are people's religiosity and spirituality related to their belief in covid-19 conspiracy theories in Germany?” We answer this question by conducting a theory-led empirical analysis. We apply quantitative methods based on primary data from a (non-representative) online survey that we carried out with 2,373 respondents in Germany between July 2020 and January 2021. The results show that belief in covid-19 conspiracy theories is positively correlated with the image of a punitive God, with exclusivist beliefs, and with private prayer—and negatively correlated with attendance at religious services. Moreover, Catholics, Protestants, Muslims, and Jews have a lower affinity for conspiracy theories than not religiously affiliated people, while the opposite is true for Evangelicals.
Abstract: Eine Vielzahl von Institutionen und Initiativen in Deutschland, Österreich und der Schweiz sammelt, erforscht und vermittelt jüdische Geschichte und Kultur. Dazu gehören Museen, Bibliotheken und Archive, Gedenkstätten, Vereine, Kommissionen, Universitätsinstitute und private Initiativen; es gibt Projekte zur Erforschung jüdischer Friedhöfe ebenso wie genealogische Gesellschaften. Sie sind lokal, regional sowie überregional tätig und werden durch staatliche Förderung oder privates Engagement getragen.
Das Buch bietet erstmals eine aktuelle Bestandsaufnahme dieser Institutionen und Initiativen, die mitunter auf eine lange Tradition zurückblicken können, insbesondere in den letzten drei Jahrzehnten aber an Zahl zugenommen und Bedeutung gewonnen haben. In diesem übersichtlichen Nachschlagewerk beschreiben die einzelnen Institutionen ihre Entstehung, Entwicklung und Aufgaben. Genaue Angaben zu den Archiv- und Sammlungsbeständen ermöglichen Interessierten einen Zugang zu schriftlichen, bildlichen und materiellen Überlieferungen zur jüdischen Geschichte und Kultur im deutschsprachigen Raum.
Abstract: Since the 1989 political transition, a multifaceted process of knowledge production and memory formation regarding rural Jews has been ongoing in Hungary’s civil and academic spheres, often starting from or leading to local history research. These initiatives typically have multiple aims and functions: mourning the losses of the Holocaust, confronting and facing the difficult past, and uncovering the historical values of specific localities. Through the
presentation of examples and analysis of a bibliography on the subject, this article evaluates the achievements, directions, and shortcomings in this field, using historian Diana Pinto’s conceptual framework of “Jewish Space.” Building on the theoretical and practical analyses by Diana Pinto, Erica Lehrer, and Ruth Ellen Gruber, the author emphasizes that the social memory of European Jews can be most effectively created in spaces where Jewish and non-Jewish organizations and individuals can collaborate, engage in dialogue, and make joint contributions. The analysis also highlights the need for more professional and financial support for individuals and organizations active in this area and stresses the importance of coordinating their work and developing strategies based on professional criteria to ensure the efficient use of resources.
Abstract: After an appellate court made circumcision of minors effectively illegal in the absence of a medical justification, the German Parliament passed a statute that restored, with some limitations, the right of parents to seek ritual circumcisions for their sons. Between these events, a fierce controversy broke out in Germany involving Jews, Muslims, and other Germans. Whereas circumcision without medical indication is rare among most Germans, it is a common religious practice in Jewish and Muslim communities in Germany. The debate tapped into ongoing discussions of German cultural norms, German secularization, and a long history of antiSemitism and a much shorter history of anti-Muslim sentiment in Germany. It also tapped into the religious and traditional practices –
sometimes converging, sometimes diverging – of Jews and Muslims. This Article discusses the range of opinions on religious circumcision among Germans and other Europeans. It disentangles the social factors at work in the debate and analyzes the court decision and the new statute. It also examines some recent decisions under the new statute and explores problems with the statute’s application. Given that roughly 700 million boys worldwide have undergone ritual circumcision, the German controversy has global implications.
This Article shows that at day’s end, the debate turns on issues of toleration and multiculturalism. It is scarcely possible to resolve this debate without asking, “What is a child?” If a child is a proto-member of his parents’ religious community and has only a weak right to bodily integrity, or if the risk-benefit ratio favors circumcision and the parents have a broad scope of consent, then circumcision without medical indication might be legally and morally permissible. Parents might then have discretion to place on his body a permanent physical symbol of his expected or hoped for religious affiliation as an adult. Yet if a child has a strong right to bodily integrity, and circumcision is not medically indicated, then the permanent physical modification of his body with a symbol of Jewish or Muslim identity might be problematic, and circumcising him for aesthetic or other nonreligious reasons might likewise
be problematic.
Abstract: German Chancellor Angela Merkel's 'open-door' policy towards the recent wave of migrants and refugees to Europe shows promise for expanding the workforce and increasing diversity, yet opens up some significant cultural and religious differences. Although the government has created programs to aid in their transition, little attention has been paid to how school curriculum, particularly education on the Holocaust, is presented to students for whom the event lacks personal, religious, or social relevance or who may have been taught that it is a fabrication. This study focuses on how classroom material presents the rise of National Socialism and the Holocaust through a document analysis of curriculum materials from a Gymnasium in Hamburg, Germany. Results show that even at the highest level of the education system, students are not being presented with the material in a way that draws relevance to the present day nor fosters meaning for recent immigrants. For the Holocaust, which is both a significant historical event and a critical lesson in the importance of universal human rights, effective education is imperative in order to combat present global trends of radicalism and intolerance.
Abstract: Previous research on teaching the Holocaust, notably case studies in the primary or the secondary sectors, suggests that Holocaust education can make a significant contribution to citizenship by developing pupils’ understandings of justice, tolerance, human rights issues, and the many forms of racism and discrimination. Yet, there have been no longitudinal studies into its impact on primary pupils.
This paper, reports on the first stages of ongoing longitudinal research (sponsored by the Scottish Executive Education Department), and concentrates on the relevance of Holocaust education to citizenship, by comparing the attitudes of primary 7 pupils before and after Holocaust teaching using data from questionnaires.
Results show an improvement in pupils’ values and attitudes after learning about the Holocaust in almost every category related to minority groups, ethnic or otherwise. One significant finding was a deep anti-English feeling and this in itself the need for further investigation.
Abstract: This study, based on quantitative analysis of several bibliometric datasets, examines the position of East European Jewish studies. It is argued here that the number of studies on East European Jewry, as exemplified by the datasets analyzed here, is not proportional to its demographic, sociopolitical, or cultural position in history. The proportion seems rather to replicate the mental maps of “centrality” and “marginality” in the contemporary world, with Israel as an important exception. It is further suggested that power relations between centers and peripheries of academic Jewish studies go along the lines of the more general mechanisms of systemic inequity in academia, for which geography and social diversity, together with gender, are the primary and best recognized factors of underrepresentation. The underrepresentation of Eastern Europe is even more transparent when viewed through the map of the geographical origin of the scholarship. Most high-profile scholarship is produced in North America and Israel, while the number of contributions coming from Eastern Europe is negligible. This is surprising when confronted with the apparent boom of Jewish studies in several countries of the region. The sample material analyzed here suggests the existence of self-limiting East European practices which create alternative local circulations for publications produced and distributed there that never merge into a wider international exchange of knowledge.
Abstract: In Italy, after the victory of Giorgia Meloni’s post-fascist party, “Fratelli d’Italia,” several studies began to discuss whether or not the country has come to terms with the memory of fascism, its role as an inspirer of Nazism, and the collaboration with Nazi Germany in the Holocaust. Especially the latter, scholarly literature pointed out, has failed to receive the attention it deserves. This article argues that this is particularly true with regard to public history, the way historical information and events are interpreted and presented to the general public, and focuses on public museums exhibiting the Holocaust and resistance. Evidence for this article comes from two in-depth case studies regarding the oldest yet unaltered Liberation Museum in Rome and the Museum-Monument to Racial and Political Deportees in the Nazi Lagers in Carpi. The article contends that within these museums, the narration of resistance prevails, whilst evidence of Italy’s past collaborationism remains hidden and unexhibited. In essence, these museums emphasise national heroism and sidestep Italian accountability in the Holocaust.
Abstract: Im vorliegenden Studienbericht werden die zentralen Befunde aus einer in Sachsen-Anhalt in den Jahren 2021–2023 durchgeführten Studie zu Antisemitismus im institutionellen Kontext Schule vorgestellt und diskutiert. Die Studie ist Teil einer Bundesländerstudienreihe, die seit 2017 am Forschungsbereich des Kompetenzzentrums für Antisemitismuskritische Bildung und Forschung durchgeführt wird – seit 2021 in einer institutionalisierten Forschungskooperation mit der Fachhochschule Potsdam.
Im Rahmen der Studienreihe wurden neben der Studie in Sachsen-Anhalt regionale Studien in Berlin, Baden-Württemberg, Thüringen und Sachsen umgesetzt.
In einer bundesweiten Familienstudie wurden zudem Erfahrungen mit Antisemitismus an Schulen aus den Perspektiven jüdischer Jugendlicher und jüdischer Familien untersucht. Diese Befunde fließen in die Bundesländerstudienreihe mit ein und bilden die Grundlage für die Analyse jüdischer Erfahrungen im Kontext der Institution Schule. Das Erkenntnisinteresse der Bundesländerstudien betrifft in erster Linie die Wahrnehmungen, Deutungen und Praktiken im Umgang mit Antisemitismus in der Institution Schule aus den Perspektiven von (ehemaligen) jüdischen Schüler*innen, Lehrkräften und weiteren schulischen Fachkräften. Die vertiefenden Untersuchungen in einzelnen Bundesländern als Teil der Bundesländerstudienreihe sollen zudem
die Berücksichtigung regionaler gesellschaftlicher, bildungspolitischer und historischer Spezifika im Umgang mit Antisemitismus sowie langfristig einen Vergleich zwischen den Bundesländern ermöglichen.
In diesem Bericht gehen wir zunächst auf den Hintergrund der Studie in Sachsen-Anhalt ein, skizzieren exemplarisch den Forschungsstand, ordnen den methodologischen Zugang zu Antisemitismus als Diskriminierungs- und Gewaltform im institutionellen Kontext Schule ein, erläutern das Forschungsdesign und diskutieren schließlich die Befunde und Reflexionsempfehlungen. Zu beachten ist, dass die Daten vor dem antisemitischen Massaker durch islamistische Terrorgruppen in Israel im Oktober 2023 und dem darauffolgenden Anstieg des offenen Antisemitismus in Deutschland erhoben wurden. Dieser Bericht gibt somit vertiefte Einblicke in den Umgang mit Antisemitismus im Schulalltag in Sachsen-Anhalt aus jüdischen und nichtjüdischen Perspektiven vor dem Terror des 7. Oktobers. Studienteilnehmende einer anderen Studie (vgl. Chernivsky / Lorenz-Sinai 2024 b) zu den Auswirkungen des 7. Oktobers auf jüdische und israelische Communities beschreiben die Folgen des Terrorangriffs als weitreichende »Zäsur«. Jüdische Eltern schildern ihre Sorgen, dass die Bekanntgabe der jüdischen Identität ihrer Kinder im Kontext Schule gegen sie genutzt werden könnte. Insofern sind die Befunde aus der in den Jahren 2021–2023 in Sachsen-Anhalt durchgeführten Studie nicht veraltet, sondern bilden jüdische Alltagserfahrungen und Lehrer*innenperspektiven auf Antisemitismus ab. Zugleich kann auch in Sachsen-Anhalt seit dem 7. Oktober 2023 von einer Veränderung des Sicherheitsgefühls jüdischer Familien und Lehrkräfte im Raum Schule ausgegangen werden sowie von einer Zunahme antisemitischer Übergriffe.
Abstract: In this chapter I intend to present what happens when contemporary Western activist and academic anti-Zionism falls on the fertile soil of a country which is, firstly, semi-peripheral and, secondly, burdened with a history of antisemitism that is as intense as it is specific. Its specificity entails three postwar waves of Jewish emigration caused by antisemitic violence, primarily to Israel. The first two happened in 1946–9 and 1956–60, respectively. The third of these waves was triggered by what in Poland is generally referred to as ‘March’. The repression of student youth protesting against censorship intensified in March 1968, but the antisemitic campaign with which the state authorities cracked down on opposition within the party and on the streets lingered on for much longer. It was unleashed under the banner of ‘anti-Zionism’. I will first briefly outline the events of that period, since knowledge of them is essential to understanding the meanings with which the term ‘Zionism’ is imbued in Poland. Next I will outline the contemporary politics of remembrance of ‘March’ and, more broadly, the stakes of Polish historical politics, which are related to the collective manifestations of Poles’ attitudes towards Jews. These three phenomena – March 1968, the management of its memory and contemporary historical politics reproducing antisemitic clichés – form, so I would like to suggest, the first context against which the functioning of anti-Zionism in Poland today should be considered.
Abstract: Der wissenschaftliche Kommentar diskutiert die Verbreitung antisemitischer Einstellungen in der Mitte der deutschen wie auch österreichischen Gesellschaft und leitet aufgrund differenter Studienergebnisse Anforderungen an schulische Antisemitismus-Prävention ab. Die erste zentrale Fragestellung untersucht, ob antisemitische Einstellungen als Randphänomen zu betrachten oder in der Meinung der gesellschaftlichen Mitte zu verorten sind. Anhand von Statistiken und Studien zu antisemitischen Straftaten und Einstellungen wird aufgezeigt, dass der Antisemitismus in Deutschland und Österreich kein Randphänomen darstellt, sondern in Teilen der gesellschaftlichen Mitte verankert ist. Darauf aufbauend ist Untersuchungsgegenstand der zweiten zentralen Fragestellung, ab welcher Klassenstufe schulische Präventionsmaßnahmen gegen Antisemitismus berechtigt sind. Das Potenzial der schulischen Präventionsarbeit als Interventionsmöglichkeit wird dabei analysiert, die Bedeutung der Medienkompetenzförderung im Präventionsansatz erläutert und es werden frühzeitige Präventionsansätze, beginnend ab der ersten Klasse, empfohlen, um antisemitischen Überzeugungen frühestmöglich entgegenzuwirken. Im Fazit werden konkrete Forderungen sowie Handlungsempfehlungen an Schulen, die Gesellschaft und die Politik formuliert, um Antisemitismus durch Präventionsmaßnahmen nachhaltig zu bekämpfen.
Abstract: In den Antworten zu den Faith Development Interviews (FDI), die seit 2003 von der Forschungsstelle zur Biographischen Religionsforschung der Universität Bielefeld durchgeführt werden, finden sich bei den beiden Fragen, die auffordern, das Böse in der Welt zu erklären und nach der Lösung für Konflikte zu suchen, die auf religiöser oder weltanschaulicher Uneinigkeit beruhen, häufig Rekurse auf den Nahostkonflikt. Beiden Fragen ist gemeinsam, dass sie darauf abzielen, anomische Phänomene, in denen die Ordnung des eigenen Lebens nicht mehr sinnvoll erfahren werden kann, zu erklären. Die Forschungsnotiz analysiert, welche Funktion der Bezug auf den Nahostkonflikt für die Welterklärung der Befragten hat und was mit diesen Bezügen plausibel gemacht werden kann: Erstens ermöglicht der Nahostkonflikt als Beispiel für einen unlösbaren Konflikt eine Vielzahl von Projektionen und schützt damit die Widerlegung des eigenen weltanschaulichen Problemlösungsideals. Zweitens unterstreicht die Identifikation der Konfliktpartei Israel mit dem Bösen die Funktion des israelbezogenen Antisemitismus als Welterklärung.
Abstract: Depuis le début des années 2000, l’enseignement de la Shoah est perçu en France comme une question socialement vive susceptible de déréguler les pratiques de classe. Cette thèse en sciences de l’éducation étudie l’expérience de l’enseignement de la Shoah des profes-seurs du secondaire en France. En s’appuyant sur 30 entretiens semi-directifs, la recherche montre, de l’intérieur, comment les professeurs interrogés perçoivent cet enseignement, ses difficultés et s’intéresse aux réponses déployées par les interrogés. Les résultats montrent les difficultés provenant du côté des élèves : saturation présumée, antisémitisme, concur-rence des mémoires, mais aussi concurrence entre les savoirs sociaux et le savoir scolaire. Du côté des enseignants, apparaît également la vivacité de la question, divisant davantage qu’elle ne fédère les membres de l’équipe éducative. De plus, l’impact émotionnel sur l’enseignant que la confrontation entre savoir scolaire et savoir social véhiculé par les élèves peut engendrer, accentue les difficultés rencontrées. Les professeurs qui montrent une assu-rance dans cet enseignement révèlent au travers des récits de vie de classe, qu’ils investis-sent pleinement le pôle didactique et le pôle pédagogique de la fonction de professeur. Aller à la rencontre de ce savoir social avec bienveillance et exigence, faire dire mais ne pas lais-ser dire amènent ces professeurs à répondre dans le cadre d’un savoir historique, précis et rigoureux qui refuse la dérive relativiste ou normative (Legardez, 2006). L’énoncé de repères éthiques et citoyens, une vigilance quant à la gestion de l’émotion dans la classe y compris de celle de l’enseignant, participent aussi au cadre construit par les professeurs. Ainsi ces derniers alternent entre le pôle didactique le pôle pédagogique, ce qui leur permet de rentrer dans « le fonctionnement improvisationnel de l’enseignant expert » (Tochon, 1993). L’enseignement de la Shoah dans certaines situations sensibles est assimilé à un combat. Une typologie inspirée des travaux de Jacques Pain (1992) sur la régulation de la violence délinquante par les arts martiaux émerge : combattant stratège, combattant intrépide, com-battant émotif, ou témoin distancié sont les différentes figures enseignantes qui se dégagent de cette recherche.
Abstract: CLe 10 octobre 2013, lors d’une réunion plénière à Toronto, l’Alliance internationale pour la mémoire de l’Holocauste (IHRA) a marqué un tournant dans la compréhension des manipulations historiques en introduisant l’expression « distorsion de la Shoah ». Cette nouvelle terminologie qui étend la réflexion sur les menaces posées par l’antisémitisme et le négationnisme, dépasse le simple ajout lexical. Elle reflète une prise de conscience accrue face à la complexité des discours visant à remettre en question la réalité historique de la Shoah.
Le « négationnisme », un mot inventé en 1987 par l’historien Henry Rousso dans son ouvrage Le Syndrome de Vichy, désigne les idées de ceux qui minimisent ou nient l’extermination des Juifs durant la Seconde Guerre mondiale. À l’époque, l’historien souhaitait rectifier l’usage inapproprié du terme « révisionnisme », souvent confondu avec celui de négationnisme, et rappeler que, dans une démarche scientifique, le révisionnisme se distingue clairement de ce dernier. Il expliquait alors :
Le révisionnisme de l’histoire étant une démarche classique chez les scientifiques, on préférera ici le barbarisme, moins élégant mais plus approprié, de « négationnisme », car il s’agit bien d’un système de pensée, d’une idéologie et non d’une démarche scientifique ou même simplement critique.
Le négationnisme, en tant qu’idéologie, cherche avant tout à effacer ou déformer la réalité de la Shoah. Toutefois, cette définition s’avère insuffisante pour désigner d’autres formes de falsifications historiques qui, plutôt que de nier directement l’événement, le réinterprètent de manière à le banaliser, le déformer ou le trivialiser…
Abstract: Cet article aborde la restauration de la mémoire de la Shoah en Ukraine, ainsi que le rôle, dans ce processus, de différents acteurs de la mémoire et de leurs actions. Cette question sera étudiée à la lumière des changements intervenus dans la politique historique ukrainienne au cours des années 1990-2010, à travers le prisme de l’interaction entre un récit national ethnocentré et la mémoire de la Shoah. Les choix mémoriels de l’Ukraine s’inscrivent dans ce qu’on pourrait qualifier de « modèle est-européen » au sein duquel domine un récit focalisé sur le groupe ethnique majoritaire qui y tient le rôle principal. L’histoire de l’Ukraine est celle des Ukrainiens ethniques et est racontée comme le long cheminement d’un peuple vers la création d’un État national (ou vers le rétablissement de celui-ci). On y observe enfin surtout des discours post-traumatiques et postcoloniaux, ainsi qu’une lecture des relations avec les pays voisins fondée sur des rivalités. Dans ce contexte, l’appropriation de la mémoire sociale (culturelle) de la Shoah et son inclusion dans le récit mémoriel officiel font inévitablement face à des difficultés.
En Ukraine, cette intégration rencontre les mêmes obstacles qu’ailleurs en Europe centrale et orientale et dans les pays baltes :
Premièrement, nous l’avons dit, on ne peut brosser le tableau complet de la Shoah sans se heurter au récit national canonique dans lequel la mémoire de la Shoah, que ce soit sous sa forme nationale ou transnationale, n’est pas présentée comme faisant partie de la mémoire collective…
Abstract: To be valid, history must be predicated on absolute, uncompromising truth, not manipulation. Eighty years ago, 48,000 Jews were not deported from Bulgaria — while 11,343 other Jews were cruelly loaded on trains bound for Treblinka where they were murdered. These are two interdependent realities that cannot be and must not be allowed to be uncoupled.
Il suffirait de si peu. Au regard de maints États européens alliés, satellisés ou occupés par l’Allemagne nazie, la politique de la Bulgarie envers les populations juives pendant la Seconde Guerre mondiale se prête à une lecture moins sombre. Signataire du Pacte tripartite le 1er mars 1941, le pays ne participa pas à l’offensive allemande de juin 1941 contre l’URSS ; son armée ne prit aucune part à la « Shoah par balles » et ses citoyens n’apportèrent pas de contribution aux exactions des Einsatzgruppen, ces unités mobiles d’extermination du Reich. Le « vieux royaume de Bulgarie » (frontières d’avant avril 1941) ne procéda pas à l’internement systématique et à l’extermination sur son territoire de ses citoyens juifs à la différence, par exemple, de l’État indépendant croate ustaša, né du démantèlement du royaume de Yougoslavie après son invasion par les nazis en avril 1941. La Bulgarie ne connut pas non plus les atrocités des pogroms de Bucarest et de Iaşi perpétrés dans la Roumanie de 1941, cet autre allié du Reich. Enfin, la presque totalité de la communauté juive de Bulgarie, soit environ 48 000 citoyens, survécut à la guerre après que le gouvernement eut reporté, puis renoncé à déporter une partie, sinon de la totalité, de cette communauté…
Abstract: Lors du festival Open City organisé à Lublin, en octobre 2019, l’artiste Dorota Nieznalska a présenté une installation intitulée « Judenfrei (Bûcher numéro 1) ». Cette œuvre présentait un bûcher recouvert de pancartes partiellement brûlées, sur lesquelles figuraient les noms de localités où, entre 1941 et 1946, des pogroms contre les Juifs furent perpétrés par des Polonais. À proximité de l’installation, les organisateurs avaient disposé un panneau explicatif précisant que ces crimes furent commis en toute connaissance de cause par des membres des communautés locales, animés par des instincts bas, la haine, l’antisémitisme et l’appât d’un enrichissement facile. Przemysław Czarnek, alors voïvode de la région de Lublin et futur ministre de l’Éducation et des Sciences au sein du gouvernement du parti Droit et Justice (PiS), a vivement réagi. Il a dénoncé publiquement l’installation de Nieznalska, la qualifiant d’« acte antipolonais », tout en fustigeant le panneau d’information qu’il a accusé de véhiculer un « mensonge ». Il a exigé du maire de Lublin qu’il fasse retirer cette œuvre controversée. Face à cette critique, la chercheuse Joanna Tokarska-Bakir, spécialiste des pogroms, a dénoncé l’ignorance du voïvode et s’en est indignée : « Comment peut-on laisser libre cours à ses intuitions face à des études scientifiques irréfutables qui attestent l’existence des pogroms dénoncés par l’artiste ? »
Malheureusement, les seules intuitions de Przemysław Czarnek ne sont pas le cœur du problème…
Abstract: Depuis les années 1990, l’usage des termes « révisionnisme » et « révisionniste » s’est imposé dans l’espace intellectuel et médiatique pour désigner, au-delà des auteurs d’extrême droite et faux savants niant l’existence des chambres à gaz, qualifiés de « négationnistes », tous ceux qui, d’une manière ou d’une autre, relativisent le génocide des Juifs et la complicité criminelle du gouvernement de Vichy. La négation d’un côté ; la minoration de l’autre. Dès 1990, l’historien Henry Rousso, auquel on doit l’introduction de la notion de « négationnisme » en France, évoquait une « histoire “révisionniste” de Vichy » à propos d’un ouvrage de François-Georges Dreyfus, Histoire de Vichy (Perrin), qui reprenait un certain nombre d’arguments pétainistes.
Mais, étonnamment, cet usage reste rarement explicité, alors qu’il a une histoire. L’objet du présent article vise à établir la généalogie et à retracer les évolutions et les lignes de force du contre-récit historique sur Vichy et les Juifs, de 1945 à nos jours. Pour cela, il se fonde sur l’étude de nombreux écrits et d’archives privées d’auteurs désireux de réhabiliter les dirigeants du régime pétainiste, de proposer une vision « pacifiante » des années noires ou d’aller à l’encontre d’une supposée doxa sur le sujet.Jusqu’à la fin des années 1960, les écrits justifiant la politique de Vichy et niant ou minimisant ses crimes sont d’abord et avant tout le fait d’avocats ou de parents des grandes figures liées à l’État français.
En juillet-août puis en octobre 1945, Philippe Pétain et l’ex-chef du gouvernement de Vichy Pierre Laval ont été jugés et condamnés à mort par la Haute Cour de justice pour trahison – la peine du vieux maréchal a été commuée en détention perpétuelle…
Abstract: La culture mémorielle de l’Europe de l’Est a subi une transformation radicale après l’effondrement du communisme, du fait de l’« américanisation » de la Shoah, c’est-à-dire, pour reprendre les termes de Winfried Fluck, spécialiste de la culture allemande, un processus de démocratisation consistant à éradiquer toute complexité afin de rendre accessibles à un vaste public des événements complexes. De nouveaux musées ont été créés pour réécrire l’histoire de la Seconde Guerre mondiale d’un point de vue anticommuniste. Le langage utilisé ne correspondait ni à la culture mémorielle nationale, ni à la conceptualisation religieuse de la Shoah, ni au contexte linguistique et culturel de la vie dans l’Allemagne nazie avant et pendant le conflit. Divers auteurs ont analysé le phénomène des pays européens qui n’opposèrent aucune résistance à l’hégémonie de l’Allemagne nazie et de son programme politique. Ceux-ci s’accordent à dire que l’analyse devrait dépasser le clivage bourreaux-spectateurs-victimes.Il existe une contradiction flagrante entre la terminologie employée par la muséologie antifasciste avant 1989 et celle qui est en cours dans les nouveaux musées construits dans les années 2000. L’idée d’une coexistence avec l’Allemagne nazie est une question idéologique et politique majeure, notamment, aujourd’hui, avec la mise en relief illibérale de zones d’ombre précédemment ignorées dans le discours muséologique. Le présent article soutient que le terme « collaboration » n’est pas un bon critère de mesure des phénomènes qui ont fait l’objet de travaux récents…
