Abstract: Neighbors — Jan Gross’s stunning account of the brutal mass murder of the Jews of Jedwabne by their Polish neighbors — was met with international critical acclaim and was a finalist for the National Book Award in the United States. It has also been, from the moment of its publication, the occasion of intense controversy and painful reckoning. This book captures some of the most important voices in the ensuing debate, including those of residents of Jedwabne itself as well as those of journalists, intellectuals, politicians, Catholic clergy, and historians both within and well beyond Poland’s borders.
Antony Polonsky and Joanna Michlic introduce the debate, focusing particularly on how Neighbors rubbed against difficult old and new issues of Polish social memory and national identity. The editors then present a variety of Polish voices grappling with the role of the massacre and of Polish-Jewish relations in Polish history. They include samples of the various strategies used by Polish intellectuals and political elites as they have attempted to deal with their country’s dark past, to overcome the legacy of the Holocaust, and to respond to Gross’s book.
Abstract: Contemporary expressions of Judeophobia—in Germany, as elsewhere in Europe—contain a potentially explosive mix of traditional and newer forms of antisemitism. Since 9/11, and especially in the wake of the Iraq war, anti-Americanism has been a potent factor in envenoming hostile attitudes to Israel and the Jews—as alleged architects of the war, and “aggressors” in the Middle East. Conspiracy theories, with an antisemitic subtext, have flourished on the Left and in the mainstream media, as well as on the far Right. One-sided representations of the Middle East conflict, downplaying Palestinian terrorism, the threat posed by radical Islam and the genocidal antisemitism rampant in the Muslim and Arab media—while highlighting Israeli counter-violence as gratuitous sadism—have contributed to fostering anti-Jewish feelings. “AntiSharonism” has been widely used as a cover to present Israel as a
“criminal” state in its essence.
Such commentaries reinforce long-standing and widespread antiJewish stereotypes, revealed by surveys of German public opinion over the years—especially those related to Jewish money, power, and exploitative “abuse” of the Holocaust. Much of contemporary German antisemitism can best be understood as a form of ressentiment against constant reminders of the Nazi past and the desire to reverse the roles, to turn Israelis/Jews into “perpetrators”
and Germans into “victims.”
Abstract: The present study examines Jewish politics in Communist Hungary. As it is widely known, politicians of Jewish origin played an important role in the political life of post-war Hungary as leaders of the Communist party or as officials in the Communist governments. Their activity had a considerable effect, both directly and indirectly, on the life of Hungarian Jews. "Judeo-Bolshevic" rule is still a favorite topic of contemporary antisemitic publiciations. No doubt, the question of whether the Jewish origin of these politicians had an impact on their decisions, and if so, to what extent, could be a relevant subject for historical study. However, this essay deals with a different topic. It is concerned only with those politicians in post-war Hungary who identified themselves publicly as Jews or openly
represented Jewish causes. How did these politicians, who viewed Jews as a collectivity and sought to defend the Jews’ collective interests, act in the troublesome post-war decades?
Abstract: This book focuses on two main areas – first, the response of British Lubavitchers to misfortune generally and sickness, in particular and the role of their religious leader the Rebbe in this process; and second, their response to the illness and ultimate death of the Rebbe. It addresses a number of issues in contemporary social and medical anthropology: the social construction of the body, the power of words in ritual, the relation between myth and praxis, religious texts as a charter for healing and the relation between the use of biomedicine and symbolic healing. This book will be of interest to students of social anthropology, medical anthropology, medical sociology, millennialism, religious studies and students of contemporary Judaism.
Abstract: mmediately after the Holocaust, it seemed inconceivable that a Jewish community would rebuild in Germany. What was once unimaginable has now come to pass: Germany is home to one of Europe’s most vibrant Jewish communities, and it has the fastest growing Jewish immigrant population of any country in the world outside Israel. By sharing the life stories of members of one Jewish family—the Kalmans—Y. Michal Bodemann provides an intimate look at what it is like to live as a Jew in Germany today. Having survived concentration camps in Poland, four Kalman siblings—three brothers and a sister—were left stranded in Germany after the war. They built new lives and a major enterprise; they each married and had children. Over the past fifteen years Bodemann conducted extensive interviews with the Kalmans, mostly with the survivors’ ten children, who were born between 1948 and 1964. In these oral histories, he shares their thoughts on Judaism, work, family, and community. Staying in Germany is not a given; four of the ten cousins live in Israel and the United States.
Among the Kalman cousins are an art gallery owner, a body builder, a radio personality, a former chief financial officer of a prominent U.S. bank, and a sculptor. They discuss Zionism, anti-Semitism, what it means to root for the German soccer team, Schindler’s List, money, success, marriage and intermarriage, and family history. They reveal their different levels of engagement with Judaism and involvement with local Jewish communities. Kalman is a pseudonym, and their anonymity allows the family members to talk with passion and candor about their relationships and their lives as Jews.
Abstract: Het jaaroverzicht over 2003 laat een wat positiever beeld zien dan over 2002, toen het aantal incidenten een scherpe stijging van 140% vertoonde. Vanaf 2000 nam het aantal antisemitische voorvallen toe en werd ook de aard ernstiger, concludeerde CIDI in het vorige rapport. Die trend lijkt dit jaar te zijn doorbroken.
Niet alleen nam het aantal anti-Joodse incidenten af met 7,5%, maar was ook het aantal ernstige incidenten (fysiek geweld, bedreiging met geweld en schending van monumenten/synagogen) en de aard ervan aanzienlijk geringer. De voorlopige cijfers over de eerste vier maanden van 2004 bevestigen dit beeld. In het totaal registreerde CIDI 334 antisemitische voorvallen in 2003. Het jaar daarvoor waren dit er 359. Dit is een met de categorie ‘overige bekladdingen’ gecorrigeerd cijfer. Het aantal ernstige antisemitische voorvallen daalde met 40%. Tot die ernstige voorvallen behoort bijvoorbeeld het op 17 juni met stenen bekogelen en uitschelden van een als Jood herkenbare man in de buurt van de synagoge in Amsterdam West. Hoewel dit soort aanvallen volstrekt onacceptabel zijn, verbleken ze tegenover de situatie waarin de Joodse gemeenschappen in Frankrijk, Engeland en België verkeren. Met name in Antwerpen en Parijs doen zich al langere tijd levensbedreigende incidenten voor. De angst van vooral orthodoxe Joden is in die landen zeer toegenomen.
Bij bovenstaande gegevens over antisemitische uitingen en gedragingen in ons land moet worden aangetekend, dat regelmatige scheldpartijen jegens één persoon of instantie door één dader als één incident worden geteld. Dit geldt eveneens voor meerdere telefoontjes naar één en dezelfde persoon of instantie. Jodenhaat op het internet hebben we niet meegeteld, omdat sinds jaar en dag het Meldpunt Discriminatie Internet (MDI) dit op een betrouwbare wijze in kaart brengt. Het Meldpunt bespeurt in zijn jaarverslag over 2003 eveneens een geringe afname van antisemitische uitlatingen. De organisatie registreerde in 2003 514 gevallen van antisemitisme op internetsites en chatboxen. In 2002 waren dat er nog 584. CIDI vermeldt overigens wel de aan Joodse adressen verstuurde e-mails met een anti-Joods karakter.
Vorig jaar vroegen we aandacht voor een trendmatige verandering in de anti-Joodse gedragingen en uitingen. We constateerden dat veel antisemitische incidenten plaatsvinden als gevolg van berichten over het geweld in het Midden-Oosten. Het optreden van Israel tegen de Palestijnen wordt daarbij in woord en geschrift als argument gebruikt om alle Joden in van de ergste misdrijven te beschuldigen. (“Jullie zijn erger dan Nazi’s,” “Jullie zouden beter moeten weten” en “de regering Bush is in de macht van de Joodse lobby”). Deze lijn zet zich ook in 2003 en 2004 door. Deze uitingen sluiten aan bij oude van oorsprong Europese theorieën over een wereldsamenzwering die de Joden zouden smeden en zijn lastig voor buitenstaanders te herkennen. Arabische satellietzenders, die ook in Europa te ontvangen zijn en internetsites zijn de belangrijkste verspreiders van deze complottheorieën. Ze worden gemakkelijk door Arabisch sprekende tv-kijkers en computergebruikers opgepikt.
Zorgwekkend zijn ook drie andere trends, waarvan we in vorige rapporten al de contouren zagen:
Het aantal scheldpartijen tegen Joden is ook dit jaar toegenomen. Vooral als Jood herkenbare personen worden het slachtoffer van scheldpartijen en bedreigingen met geweld.
Een aanzienlijk deel van de daders is van Noord-Afrikaanse afkomst. Bij de incidenten in 2003, waarin het slachtoffer meende de dader(s) te herkennen, werd in 43,5% van de gevallen gezegd, dat de daders van oorsprong Noord-Afrikanen zijn. Daarbij moet worden aangetekend, dat de door CIDI ontvangen meldingen vaak de herkomst van de daders achterwege laten. Vorig jaar bedroeg het percentage genoemde Noord-Afrikanen 41%.
Er is een voortdurende stijging van anti-Joodse incidenten op scholen. Dit houdt wellicht ook verband met de negatieve beïnvloeding van de tweede en derde generatie Noord-Afrikanen over de Midden-Oosten kwestie en hun grotere participatie in het onderwijs, met name in de grote steden.
Opmerkelijk is dat er tevens een toename van antisemitische incidenten te bespeuren valt in de buurt van ROC scholen. De discussie die vorig jaar ontstond over de problemen die docenten ondervinden bij het lesgeven over de Holocaust op ‘zwarte scholen’ houdt direct verband met het bovenstaande. Het VVD-Kamerlid Ayaan Hirsi Ali kaartte dit vraagstuk bij het Kabinet aan. Op 3 december zegde Minister van Onderwijs, van der Hoeven, toe de signalen serieus te nemen en een onderzoek in te stellen.
De stichting Vredeseducatie deed in 2003 een uitgebreid onderzoek naar antisemitisme op scholen. Citaat:
De helft van de klas reageert op de vraag hoe thuis over Joden wordt gesproken in de trant van: ‘Als ze thuis over Joden praten zeggen ze: ‘We haten Joden. Wij zijn thuis allemaal voor de Palestijnen. Mijn vader zegt dat ze er om vragen’ en ‘Laatst zei een meisje van 16 dat die 6 miljoen joden bedacht waren om Israel te stichten. Dat had ze gehoord op koranles’.
In het Parool van 3 oktober zegt de toenmalige Amsterdamse wethouder van Onderwijs Rob Oudkerk dat hij enkele maanden geleden is benaderd door enkele leraren die hem vertelden geen lessen meer te kunnen geven over de Holocaust “omdat de klas dan niet meer te houden is. Jongeren maken een hoop kabaal en roepen allerlei lelijke dingen. Er zou een dreigende sfeer ontstaan, zeiden ze. Een enkele keer zou een band van een auto zijn lek gestoken. Soms waren de bedreigingen heel wezenlijk. Over de telefoon. In de zin van: “Kijk uit. We weten waar je kind naar school gaat.” “In die sfeer is het dus ook niet zo raar dat leraren soms niet vertellen dat ze zelf Joods zijn of homo of lesbienne,” aldus Oudkerk. In een artikel in het weekblad Vrij Nederland (29 november) wordt uitgebreid ingegaan op antisemitisme op scholen. Citaten van enkele leraren:
Docent Bas Meijer vertelt dat op zijn vorige school sommigen ten onrechte overigens dachten dat hij Joods was.
Ik voelde de haat als ik langs ze liep. Ze sisten “vuile Jood”.
Een andere docent zegt:
Op mijn vorige school (…) zei ik om de leerlingen met antisemitisme te confronteren nog wel eens dat een deel van mijn familie Joods is. Nu durf ik dat niet meer zomaar. (…) Zo moet je je dus gevoeld hebben, eind jaren dertig.
Het is evident dat het antisemitisme op scholen, naast aandacht voor de uitingen van geweld op scholen, grote aandacht verdient.
Hetzelfde geldt voor de invloed die haatdragende berichtgeving over het Midden-Oostenconflict heeft op de etnische verhoudingen in Europa. Dit rapport is tot stand gekomen op basis van de meldingen die zijn binnengekomen bij CIDI, de Antidiscriminatie Bureau’s (ADB’s), het Meldpunt Discriminatie Internet en de Antifascistische Onderzoeksgroep Kafka. Evenals vorig jaar heeft ook de regiopolitie Amsterdam-Amstelland geanonimiseerde gegevens geleverd. Tevens is er gebruik gemaakt van de gegevens van de Commissie Gelijke Behandeling, de Vijfde Monitor over Racisme & Extreemrechts en de Monitor Racisme & Extreem Rechts Opsporing en Vervolging in 2002 van de Anne Frank Stichting en de Universiteit van Leiden, het Centraal Meldpunt Voetbalvandalisme (CIV), informatie van de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond (KNVB) en het Landelijk Expertise Centrum Discriminatiezaken (LECD). Voor wat betreft het CIV zij opgemerkt dat deze alleen aanhoudingen op grond van het antiracisme wetsartikel 137c-f SR registreert, maar deze niet specificeert. Deze gegevens laten dus niet zien om wat voor soort racistische uitingen het gaat.
CIDI wint vanaf 2001 zelf informatie in bij een aantal als Joden herkenbare personen, omdat toen vele verhalen over regelmatige scheldpartijen de ronde deden. Om de periodes met elkaar te kunnen vergelijken, zijn dezelfde personen dit jaar weer benaderd. Dit gebeurt vooral als extra controle op de bij ons binnengekomen meldingen en voor de bepaling van het daaruit te concluderen beeld over de staat van het antisemitisme in Nederland.
In alle in het verleden verschenen CIDI-rapportages over het antisemitisme in Nederland wijzen wij erop dat registreren complex is. De zwaarte van incidenten verschilt. Het vernielen van een bewakingscamera van een Joodse organisatie is van een geheel andere orde dan iemand met de dood bedreigen. Door onderscheid aan te brengen in ernstige en overige incidenten proberen we dit probleem enigszins te ondervangen. Daarnaast zijn er interpretatieverschillen over incidenten mogelijk. Zo is het de vraag of iemand in een ruzie werkelijk antisemitisch bejegend wordt, of dat het slachtoffer de ruzie als antisemitisch interpreteert. CIDI verkiest in geval van twijfel voor niet-opnemen, boven oneigenlijke discussies over het karakter van een opmerking. Dit beleid kan ertoe leiden dat niet alle bij andere organisaties gemelde incidenten opgenomen worden in de CIDI-rapportage.
Verschil van interpretatie is met name mogelijk over anti-Israel uitspraken. Sinds jaren is echter onze gedragslijn, dat pure anti-Israel uitlatingen, hoe virulent ook, niet in de CIDI-lijst van antisemitische uitingen opgenomen worden. Beschuldigingen dat Israel mensenrechten schendt, de Palestijnen onderdrukt of oorlogsmisdaden pleegt, beschouwen wij als politieke uitingen. Concreet: een leus als ‘Sharon moordenaar’ is weliswaar een belediging van een staatshoofd, maar geen antisemitische uitlating. Dat is ‘Adolf Sharon’ wel, omdat hiermee het doen en laten van de Israelische premier gelijk zou staan aan hetgeen de nazi’s de Joden hebben aangedaan.
Dit rapport kan uiteraard alleen iets zeggen over het aantal bekend geworden antisemitische voorvallen. Hoewel de Antidiscriminatie Bureau’s en CIDI grondig te werk gaan, moeten we ervan uitgaan dat niet alle voorvallen bekend worden.
Soms worden slachtoffers van antisemitische incidenten zo murw dat ze deze niet meer melden. Antisemitische gedachten zijn al helemaal niet te meten. Daarom is het een goed initiatief van de Amerikaanse Anti-Defamation League om ook jaarlijks een opiniepeiling onder de inwoners van diverse Europese landen te houden over de vooroordelen die ze over Joden koesteren.
Abstract: Ce rapport contient:
une comparaison des actes antisémites pour les années 2000 à 2003;
le total des actes antisémites pour l’année 2003;
le total des incidents par type d’incident;
le total des incidents par type de cible;
le total des incidents par ville.
Analyse des incidents recensés en Belgique depuis le 1erjanvier 2003
28 actes à caractère antisémite ont été recensés en Belgique depuis le 1er janvier 2003.
Le nombre d’incidents à fortement diminué par rapport à celui de l’année dernière, puisqu’à la même époque, 62 d’incidents avaient été perpétrés à l’encontre de la communauté juive de Belgique, soit plus du double.
Nous avions établi la relation entre les incidents survenant en Belgique à la suite de l’actualité au Proche Orient.
La population belge étant lassée d’entendre parler de ce problème, elle s’est intéressée à d’autres thématiques telles que la guerre en Irak et les problèmes socio-économiques nationaux, ce qui peut expliquer la chute du nombre d’incidents au cours de cette année 2003.
Au sujet des actes à caractère antisémite que nous avons recensé depuis 11 mois, ceux-ci sont principalement composés d’agressions, d’insultes et de menaces faites à l’encontre des membres de la Communauté juive. Les bâtiments communautaires représentent ensuite la deuxième cible. Viennent alors la dégradation de biens appartenant à des membres de la communauté juive, un attentat à la bombe, la découverte d’un colis suspect, des graffitis, la profanation de tombes juives, la découverte de cocktails molotovs, des tentatives de pénétrations dans des bâtiments communautaires, ainsi que de nombreuses prises de renseignement.
Abstract: Sinds het voorjaar van 2002 wordt Antwerpen beschouwd als een lokale conflicthaard voor een internationaal conflict. Naar aanleiding van een aantal gewelddadige confrontaties tussen ‘joden’ en ‘moslims’ werd erop gewezen dat het Israëlisch-Palestijns conflict ook in Antwerpen voet aan grond begon te krijgen. Het gevolg daarvan zou onder andere, een toenemend antisemitisme zijn vanwege ‘islamitische’ allochtonen. De verklaringen voor de spanningen tussen beide geloofsgemeenschappen moeten volgens zowel politiek als media worden gezocht in het Israëlisch-Palestijns conflict. Antwerpse ‘moslims’ zouden sympathiseren met hun Palestijnse ‘broeders’ en hun frustratie uitwerken op hun ‘joodse’ stadsgenoten. Het transfereren van een internationale naar een lokale Antwerpse context werd gemeenzaam ‘de import van het Israëlisch-Palestijns conflict’ genoemd.
In het kader van een licentiaatverhandeling werd deze vermoedelijke identificatie onder de loep genomen. De nadruk lag daarbij niet op het geweld of op de aanwezige ‘import’ maar op de ‘joodse’ en ‘islamitische’ gemeenschappen in Antwerpen. Dit onderzoek vertrekt van de autobiografie van Dyab Abou Jahjah, ‘Tussen twee werelden. Roots van een vrijheidsstrijd’. Tijdens een reeks groepsgesprekken met zowel leden van de Antwerpse ‘joodse’ als ‘islamitische’ gemeenschappen, trachtten we te achterhalen hoe de respondenten zichzelf omschreven, hoe ze de ‘andere’ (‘joden’ of ‘moslims’) definieerden en in welke mate het Israëlisch-Palestijns conflict daar een rol bij speelde. We focusten daarbij vooral op etnische, nationale en religieuze aspecten van hun identiteit. De respondenten werden geselecteerd op basis van hun lidmaatschap van politiek-ideologische, religieuze of jongeren- of vrouwenorganisaties, al bleek het een moeilijke opdracht om organisaties te vinden die bereid waren mee te werken en tegelijkertijd binnen dit profiel pasten. De deelnemende organisaties aan ‘joodse’ kant (B’Nai B’Rith, Unie der Joodse Jongeren van Antwerpen, Women’s International Zionist Organisation –WIZO- en WIZO Informatiegroep Midden-Oosten) waren allemaal zionistische organisaties en kunnen bijgevolg allemaal als politiek-ideologisch worden gelabeld, terwijl een religieuze organisatie ontbreekt. De ‘islamitische’ organisaties (Arabisch-Europese Liga, El Moustaqbal, Jongeren voor Islam en Student Focus) daarentegen vormen wel een correct staal.
De gesprekken maakten ons duidelijk dat identiteiten, zowel bij ‘joden’ als ‘moslims’, geplaatst moeten worden binnen de context. Los van de gegeven conflictsituatie lijkt identiteit een moeilijk te definiëren begrip te zijn. De respondenten wijzen zelf op verschillende deelidentiteiten, al blijkt meestal toch één subidentiteit te overheersen. De ‘joodse’ respondenten wezen zonder meer op een sterke band met het ‘thuisland’ Israël. De ‘islamitische’ respondenten legden de nadruk op hun religieuze overtuiging, al blijkt bij de Arabisch-Europese Liga de Arabische nationale identiteit te overheersen. In die zin vertonen de standpunten van de ‘joodse’ respondenten structurele gelijkenissen met deze van de AEL. Beide hechten vooral belang aan de natie(staat), respectievelijk Israël en de Arabische natie. Bij de overige ‘islamitische’ respondenten blijkt het niet zozeer hun identiteit te zijn die de identificatie bepaalt, maar eerder de aanwezigheid van onderdrukking (i.e. een conflictsituatie). Deze ‘moslims’ identificeren zich met de Palestijnen omdat er sprake is van onderdrukking. De identificatie wordt versterkt door de gemeenschappelijke Arabische etnische afkomst of religieuze overtuiging. Zonder deze conflictsituatie zou de band hoogstwaarschijnlijk minder sterk zijn.
Daarnaast blijkt dat de etnische en religieuze identiteiten van zowel ‘joden’ als ‘moslims’ niet voor iedereen dezelfde betekenis hebben. Terwijl voor de ene het ‘joods-zijn’ enkel en alleen een religieuze overtuiging is, verwijst de andere naar de ‘joden’ als “één religie, één nationaliteit, één volk” . Hetzelfde geldt voor de ‘islamitische’ respondenten. De islam lijkt voor een aantal respondenten hun Marokkaanse etniciteit te vervangen, terwijl anderen ook daar enkel en alleen het religieuze in zien. De Marokkaanse herkomst verdwijnt binnen deze context vaak naar de achtergrond.
Wanneer we beide partijen naar hun mening over elkaar peilden, leek die vooral te worden bepaald door stereotypen en vooroordelen. Oude stereotypen zoals de ‘jood’ als ‘rijke machtswellusteling’ bestaan nog steeds, maar ook ‘moslims’ worden al te vaak beschreven als ‘terroristen’. Uit de gesprekken blijkt dat het niet enkel het Israëlisch-Palestijns conflict is dat de standpunten van beide partijen bepaalt, maar dat die moeten gesitueerd worden binnen een breder perspectief. De polarisatie duidt eerder op een ruimere identificatie, namelijk het joods-christelijke Westen tegenover het Arabisch-islamitsche Oosten. Het gebruik van termen als ‘import’ of ‘verbinnenlandsing’ geeft volgens ons bijgevolg een vertekend beeld over deze identificatieprocessen. De respondenten van dit onderzoek zijn zélf het product van deze geglobaliseerde samenleving. Hun identiteiten worden dan ook gevormd door deze ‘postnationale samenleving’, waar conflicten in een ander werelddeel zelfs in Antwerpen voor beroering kunnen zorgen. Deze identificatie blijft bijgevolg niet enkel beperkt tot Antwerpse ‘moslims’, maar geldt evengoed voor de ‘joodse’ respondenten. Het verschil tussen de ‘joodse’ en de ‘islamitische’ respondenten ligt in de manier waarop ze daar elk mee omgaan. Terwijl de ‘joden’ zich engageren in Israël zélf, trachten de ‘moslims’ hun standpunten te verdedigen in Antwerpen. We prefereren bijgevolg het begrip ‘transnationale solidariteit’ in plaats van het ‘importeren’ van een conflict. Het ‘importeren’ legt ons inziens te veel de nadruk op de grenzen van de traditionele natiestaat, terwijl uit onze gesprekken blijkt dat deze meer en meer aan belang moet inboeten. We kunnen ons niet langer opsluiten in ons eigen dorp of onze eigen natiestaat, nu de wereld zélf een dorp geworden is…
Abstract: Das Buch ist Ausdruck jener Vielfalt und Komplexität, die nicht nur die jüdische Lebenswelt, sondern das Leben in der Schweiz und in der Welt heute ganz allgemein prägen. Allein die Frage, was unter «jüdisch» zu verstehen wäre, lässt sich nicht eindeutig beantworten. Ist dieses Wort religiös oder säkular zu verstehen, oder ist es national oder kulturell zu definieren, oder birgt es einen ethischen und zivilisatorischen Wert, oder streiten sich darin historische und aktuelle politische Deutungen?
Im Mittelpunkt dieses Buches stehen Beiträge von Autorinnen und Autoren aus den veschiedensten Erfahrungs- und Wissensbereichen, die divergierende Sichtweisen, Lebensbezüge und Wahrnehmungen zum Judentum, zur Schweiz, zu Schweizer Juden, zu Israel, Europa und weiteren Orten der Diaspora haben. Institutionengeschichtliche Aspekte - des SIG, des Verbandes Schweizerischer Jüdischer Fürsorgen, des Bundes Schweizerischer Jüdischer Frauenvereine sowie der jüdischen Presse - sowie rechtliche, demographische und politische Themen, welche gerade für die einzelnen Gemeinden des SIG von Interesse für die Zukunft sein können, finden ebenso ihre Berücksichtigung wie das Schaffen von Jüdinnen und Juden in der Schweiz in den Bereichen Literatur, Theater, Musik und bildende Kunst. über tiefere Deutungsgehalte des Judentums und seiner Beziehung zur Welt geben Erörterungen philosophischer, psychologischer, staatspolitischer und religionsgeschichtlicher Art Auskunft. Eng damit verknüpft ist die Frage der Identität(en), der sowohl anhand individueller Lebensentwürfe als auch allgemeiner Orientierungshorizonte, wie sie in einem pluralistischen Judentum heute existieren, nachgegangen wird. Schliesslich wird die in den 1990er Jahren im Vordergrund gestandene Auseinandersetzung mit der Rolle der Schweiz im Zweiten Weltkrieg und deren Implikationen noch einmal aus der gebührenden Distanz reflektiert.
Am Schluss der Festschrift steht ein detaillierter Überblick über die jüdischen Gemeinden und Einrichtungen in der Schweiz. Illustriert wird sie durch Kunstwerke von in der Schweiz lebenden jüdischen Künstlerinnen und Künstlern.
Inhalt
Vergangenheiten/Historique des institutions juives
Michael Funk, Uriel Gast, Zsolt Keller: Eine kleine Geschichte des Schweizerischen Israelitischen Gemeindebundes (1904-2004)
Daniel Gerson, Claudia Hoerschelmann: Der Verband Schweizerischer Jüdischer Fürsorgen/Flüchtlingshilfen (VSJF)
Elisabeth Weingarten-Guggenheim: Die Jüdische Frauenbewegung in der Schweiz von 1904-2004
Simon Erlanger: Eine kurze Geschichte der jüdischen Presse in der Schweiz
Zeitfragen/Questions d'actualité
Pascal Krauthammer: Die rechtliche und gesellschaftliche Stellung der Juden in der Schweiz
Ralph Weill: Strukturelle Veränderungen bei den Juden in der Schweiz
David Banon: La culture séfarade en Suisse
Ralph Weingarten: Entwicklung und Perspektiven der jüdischen Gemeinden in der deutschen Schweiz
Laurence Leitenberg: Evolution et perspectives des communautés en Suisse romande
Elio Bollag: Jüdische Gemeinden im Tessin
Kulturen/Cultures
Charles Linsmayer: Juden und Judentum im Schweizer Literatur- und Theaterschaffen
Walter Labhart: Juden und Judentum im Musikschaffen der Schweiz
Katarina Holländer: Juden und Judentum in der bildenden Kunst in der Schweiz
Reflexionen/Réflexions
Michel Bollag: Das Judentum: Eine Kultur des Interpretierens
Willi Goetschel: Zwischen Emanzipation, Vernichtung und Neuanfang: Jüdische Philosophen in der Schweiz
Jean Halpérin: Être Juif auhourd'hui
Arthur Cohn: «Anwalt einer gerechten Sache.» Erinnerungen an Marcus Cohn
Ekkehard W. Stegemann: «Dabru Emet - Redet Wahrheit. Eine Reflexion auf einige konstitutive Bedingungen des christlich-jüdischen Gesprächs
Joseph Starobinski: Le judaïsme et les nations
Michael Kohn: Nachhaltige Entwicklung - und die Juden?
Identitäten/Identités
Ruth Dreifuss: Schweizer Juden zwischen religiösen und politischen Bestimmungen
Ernst Ludwig Ehrlich: Pluralismus im Judentum
Diana Pinto: The Wager: Europe, the Jews, and Israel
Dan Diner: Vom Flüchtlingsschicksal zur Nation: Die Entstehung Israels aus der Diaspora 1947/48
Madeleine Dreyfus: Jüdische Identitäten in der Schweiz
Urs Altermatt: Religion, Staat und Gesellschaft in der Schweiz
Brennpunkte/Points de mire
Jacques Picard: Über den Gebrauch der Geschichte: Die UEK im Kontext schweizerischer Vergangenheitspolitik
Hans Michael Riemer: Das Problem der nachrichtenlosen Vermögen und seine Bewältigung durch das «Schiedsgericht für nachrichtenlose Konten in der Schweiz» (1997-2001)
Rolf Bloch: Anerkennung für erlittenes Schicksal. Entstehung, Arbeitsweise und Rolle des Schweizer Fonds für bedürftige Opfer von Holocaust/Shoa auf dem Hintergrund der Kontroverse in den 1990er Jahren
Georg Kreis: Judenfeindschaft in der Schweiz
Barbara Haering: Insegnamenti della storia per la politica d'oggi
Anhang
Pia Graf, Jacques Picard: Jüdische Gemeinden, Institutionen und Organisationen/Les communautés, institutions et organisations juives
Kurzbiografien der Autorinnen und Autoren, Künstlerinnen und Künstler/Biographies sommaires des auteures et auteurs et artistes
Abstract: This ethnographic study delineates the experiences of immigrant families
living in London as they engage with local schools. The findings chapters of
the dissertation explore issues of access, by following the parents as they
enter London's educational marketplace and as they choose a school for
their children. The study portrays the process of educational choice from
their perspective as newcomers, highlighting their positioning in the
educational marketplace and the significance of their skills and resources as
educational consumers.
The findings reveal eight types of capitals that these families draw on as
they engage with the education market. These are: cultural properties, social
resources, identities, symbolic assets, psychological empowerment,
cognitive capacities, economic means and statutory positioning. The
analyses highlight the development that occurred in the choosers'
consumerist skills over time, suggesting that there may be a way to
empower disadvantaged choosers to obtain improved positions as
educational consumers.
A central theme in this study is the occurrence of a communal pattern of
schooling among this group of families. Searching for the factors that
occasion segregation in education, the focus of the research shifted to
explore the role of the choosers' networks. The findings suggest that by
using various control mechanisms, these networks engendered a continual
pattern of schooling resulting in segregation and closure.
'Choosing schools - choosing idenbties' stands for the main argument of this
study which states that the choice of school, as an act of consumerism,
represents the choosers' collective identities, and at the same time plays a
significant role in reinventing these identities.
Abstract: This study examines the multiple and conflicting ways in which German national identity is spatially expressed through the material and metaphor of the human body. In particular, it describes the various gendered, sexed, and raced constructions of Germany, as they emerged in the capital city of Berlin since 1989. Based on two ethnographic case studies situated in neighboring urban environments, the Love Parade and the Memorial for the Murdered Jews of Europe, the author shows how bodily representations of post-1989 Germany are fluctuating between the sexualized, demasculinized celebration of multiculturalism and the repeatedly racist, masculinist and even anti-Semitic reconstruction of German nationhood. While the German government is making active efforts to situate the future Berlin Republic within a network of increasingly integrated European nation states, and is involved in sponsoring both the Love Parade and the MMJE, social movements in Berlin are actively supporting and contesting such politics. It is this struggle between government efforts and grassroots politics, and the role of the human body in the political process of constructing collective identities that this book ultimately explores.