Abstract: Vorig jaar (2003) constateerde CIDI een lichte daling van het aantal geregistreerde incidenten. Dit jaar (2004) is het aantal vrijwel op hetzelfde niveau. CIDI is ervan overtuigd dat deze daling mede te danken is aan het feit, dat zowel op overheidsniveau als op NGO-niveau de bestrijding van antisemitisme op de agenda is blijven staan. Dat stemt enigszins hoopvol en betekent dat dit ook de komende jaren zo dient te blijven. In de conclusie zullen wij dieper ingaan op hetgeen sterke verbetering behoeft, zoals het vrijmaken van tijd en gelden voor het invoeren van antidiscriminatie programma’s op scholen en justitieel optreden. Te vaak blijven grote zaken liggen of worden zij geseponeerd.
In Nederland lieten de jaren 2000 tot en met 2002 een verontrustende scherpe stijging zien van het aantal antisemitische incidenten. Ook de aard ervan werd ernstiger. Er is nog steeds sprake van een hoog niveau, hoewel in 2003 de stijgende lijn werd doorbroken met een daling naar 334 incidenten van 359 in 2002. Het totaal aantal incidenten in 2004 bedraagt 326: geen stijging, maar nog steeds een hoog niveau. Ook in de periode januari-mei 2005 vindt geen stijging plaats in vergelijking met dezelfde periode vorig jaar. Deze laatste registratieperiode betreft overigens alleen de bij CIDI gemelde voorvallen.
Antisemitisme op scholen
Zeer zorgelijk blijft het grote aantal meldingen vanuit het onderwijs. Het aantal incidenten (18) is in 2004 weliswaar hetzelfde als in 2003, maar in vier gevallen is er sprake van dreiging met geweld. Een klasgenoot bedreigde een Joodse medeleerlinge met de woorden “als je dat doet, kom ik met al mijn familie en vrienden uit de buurt om je in elkaar te slaan”. De Joodse leerlinge had gezegd dat zij de antisemitische slogans van de dader zou melden. Deze waren: “Jij liegt, alle Joden zijn leugenaars” en “Ja, ja, Joden zijn verboden, Joden moet je doden.” Op een andere school was op het schoolbord geschreven: “Joden doden is niet erg, Hitler deed het ook.” Opvallend is dat vijf van de in 2004 gemelde incidenten Amstelveense scholen betreffen.
Uit onderzoeken blijkt dat leerlingen zeker na de moord op cineast Theo van Gogh zijn gaan radicaliseren. Dit geldt zowel voor sommige jongeren van Noord-Afrikaanse afkomst, die hun pijlen richten op het Nederlandse stelsel van normen en waarden, maar ook voor sommige autochtone leerlingen die zich schuldig maken aan racisme richting leerlingen van Noord-Afrikaanse afkomst. Dat beeld wordt bevestigd door het in juni 2005 verschenen onderzoek dat in opdracht van de Algemene Onderwijsbond en AT5 door de Dienst Onderzoek en Statistiek van de Gemeente Amsterdam naar extremisme en radicalisering in het Amsterdamse voortgezet onderwijs is uitgevoerd. Uit het onderzoek blijkt antisemitisme het hoogste te scoren. Uitingen gericht tegen Joden of Israel wordt door 31% van de leraren vaak of soms waargenomen, antiwesterse uitlatingen, waaronder uitspraken tegen homo’s door 29%. Uitingen gericht tegen Moslims wordt door 18% van de leraren waargenomen en het goedkeuren van politiek geweld vanuit extreem-rechtse of racistische motieven 16%.
Educatie over de Tweede Wereldoorlog en de Holocaust blijft een belangrijk instrument om te laten zien waartoe racisme in zijn ultieme vorm kan leiden.
Antisemitisme in het buitenland
Evenals vorig jaar is de Nederlandse situatie een gunstige uitzondering in vergelijking met het buitenland. Volgens het Stephen Roth Institute, dat verbonden is aan de Universiteit van Tel Aviv, was het aantal gevallen van antisemitisch geweld en vandalisme in 2004 wereldwijd het hoogste van de afgelopen vijftien jaar. De studie noemt de frustratie onder jonge moslimimmigranten in rijke landen als Frankrijk, Groot-Brittannië en Canada de belangrijkste factor in de toename van antisemitische incidenten.
Wereldwijd vonden er 482 ernstige incidenten plaats, waarvan 20 fysiek geweld betroffen. In 2003 waren deze cijfers 330 en 30. De toename van het aantal incidenten betreft in West-Europa met name Groot-Brittannië, Frankrijk en België. In Rusland steeg het aantal incidenten met 40%.
Het alledaagse antisemitisme waarvan de Joodse gemeenschap slachtoffer is, wordt sterk gevoed vanuit de haatideologieën die zich via het internet en virulent antisemitische satellietuitzendingen in het onderbewustzijn van mensen nestelen. Die ideologieën vallen nog eens op extra vruchtbare bodem bij hen, die al traditionele vooroordelen over Joden hebben. Uit recent onderzoek van de Anti-Defamation League (juni 2005) blijkt dat traditionele antisemitische stereotypen – zoals Joden die overal aan de touwtjes trekken – nog steeds hardnekkig zijn. Het onderzoek werd uitgevoerd onder 6000 Europeanen in 12 Europese landen, waaronder Nederland. Bijna 30% van alle ondervraagden is van mening dat Joden teveel macht in de zakenwereld hebben en 32% vindt dat Joden teveel macht in de financiële wereld hebben. Zo’n 20% houdt de Joden verantwoordelijk voor de kruisiging van Jezus; 29% zegt dat hun opinie over Joden wordt beïnvloed door de Israelische politiek en van hen zegt 52% dat hun opvattingen over Joden verslechteren vanwege Israel.
In Nederland antwoordde 18% positief op de vraag of Joden teveel macht in de zakenwereld hebben. In 2003 was dat ook 18%. Op de vraag of Joden teveel macht in de financiële wereld hebben antwoordde 19% bevestigend. En ook dat was geen verschil met 2003. In Duitsland, Groot-Brittannië, Frankrijk en België was er voor beide vragen een afname. In Frankrijk bedroeg die op de eerste vraag zelfs 8%, nl. van 33% naar 25% en in Engeland was dat 6%, nl. van 20% naar 14%.
Het conflict tussen Israel en de Palestijnen blijft sterke emoties oproepen. Negatieve gevoelens over de Israelische politiek worden rechtstreeks op Joden geprojecteerd. Dit wordt nog eens versterkt doordat de Arabische media, die ook hier worden ontvangen, geen onderscheid maken tussen Israel en Joden. Uit de diverse dialoogactiviteiten met leden van de Moslimgemeenschap, die CIDI zelf initieert of waaraan CIDI-medewerkers deelnemen, blijkt echter dat, hoe moeizaam ook, beide groepen in staat zijn ondanks politieke meningsverschillen met elkaar te werken aan een coherente samenleving.