Search results

Your search found 15 items
Sort: Relevance | Topics | Title | Author | Publication Year
Home  / Search Results
Date: 2024
Date: 2024
Abstract: Unia publie un rapport consacré à l’antisémitisme en Belgique (2024) et formule 10 recommandations. Ce travail d’analyse, basé sur les dossiers de 2018 à 2022, est structuré en deux volets. Le second volet est dédié à l’impact des évènements tragique du 7 octobre 2023 sur les signalements reçus par ses services.

I. L’antisémitisme en Belgique. Analyse et recommandations au départ des dossiers traités par Unia entre 2018 et 2022
En 2021, Unia a publié une note relative à l’antisémitisme et à la définition de l’IHRA. Le temps ne s’est pas arrêté dans l’intervalle. Les rapports de recherche ainsi que les signalements adressés à Unia et à d’autres acteurs, aux organisations juives et à la police indiquent que toutes sortes de messages de haine et délits de haine antisémites, notamment sur les réseaux sociaux, demeurent une triste réalité et que la lutte contre l’antisémitisme doit s’intensifier.

Dans le présent rapport, nous revenons d’abord succinctement sur l’analyse de 2021, puis nous passons en revue les différentes définitions des faits antisémites (qu’il s’agisse de définitions juridiques ou de définitions de travail alternatives) et leur utilisation dans la pratique.

II. L’impact du conflit israélo-palestinien : discours et délits de haine en Belgique – focus sur les signalements entre 7 octobre et le 7 décembre 2023
En raison de la tragique actualité, Unia a rédigé un document annexe au rapport, qui examine l’impact du conflit sur son activité.

En deux mois, entre le 7 octobre 2023 et le 7 décembre 2023, 91 signalements ont été enregistrés, dont 66 font explicitement référence à l’ascendance juive. Il s’agit essentiellement de messages de haine, pour plus de la moitié en ligne, mais aussi de propos tenus dans l’espace public. Unia est par ailleurs en contact avec le parquet et la police dans 9 dossiers relatifs à des agressions et dégradations.

A titre de comparaison, l’an passé, Unia a enregistré en moyenne entre 4 et 5 signalements par mois.

Le conflit ne change pas la nature des actes, mais il accroît leur intensité en raison d’un effet de loupe. Le même phénomène a été observé en 2008-2009.


Het rapport antisemitisme in België (2024) van Unia bestaat uit 2 delen: de analyse van de dossiers van 2018 tot 2022 en de impact van de tragische gebeurtenissen sinds 7 oktober 2023 op de nieuwe meldingen. We doen ook 10 aanbevelingen.

I. Antisemitisme in België. Analyse en aanbevelingen op basis van dossiers behandeld door Unia tussen 2018 en 2022
In 2021 publiceerde Unia een nota over antisemitisme en de definitie van de IHRA. De tijd is ondertussen niet stil blijven staan. Onderzoeksrapporten en meldingen bij Unia en bij onder meer Joodse organisaties en politie geven aan dat verschillende vormen van haatspraak (vooral op sociale media) en antisemitische misdrijven een jammerlijke realiteit blijven. De strijd tegen antisemitisme moet duidelijk worden opgevoerd.

In het rapport antisemitisme (2024) kijken we eerst kort terug op de analyse van 2021 en gaan we vervolgens in op verschillende definities van antisemitische feiten (zowel juridische definities als alternatieve werkdefinities) en hun praktische toepassing.

II. Impact van het Israëlisch-Palestijns conflict: haatspraak en -misdrijven in België – focus op de meldingen van 7 oktober tot 7 december 2023
Na de tragische gebeurtenissen sinds 7 oktober stelde Unia een bijlage op die de impact van het conflict op de meldingen analyseert.

In de 2 maanden tussen 7 oktober 2023 en 7 december 2023 werden 91 meldingen geregistreerd, waarvan er 66 expliciet verwijzen naar Joodse afstamming. Het gaat vooral om haatberichten, waarvan meer dan de helft online, maar ook uitlatingen in de openbare ruimte. Unia had in 9 gevallen contact met het parket en de politie voor dossiers over agressies en beschadigingen.

Ter vergelijking: vorig jaar registreerde Unia gemiddeld 4 à 5 meldingen per maand.

Het conflict heeft geen impact op de aard van de daden, maar verhoogt wel de intensiteit ervan. Hetzelfde fenomeen werd overigens waargenomen in 2008-2009
Author(s): Deprez, Karolien
Date: 2004
Abstract: Sinds het voorjaar van 2002 wordt Antwerpen beschouwd als een lokale conflicthaard voor een internationaal conflict. Naar aanleiding van een aantal gewelddadige confrontaties tussen ‘joden’ en ‘moslims’ werd erop gewezen dat het Israëlisch-Palestijns conflict ook in Antwerpen voet aan grond begon te krijgen. Het gevolg daarvan zou onder andere, een toenemend antisemitisme zijn vanwege ‘islamitische’ allochtonen. De verklaringen voor de spanningen tussen beide geloofsgemeenschappen moeten volgens zowel politiek als media worden gezocht in het Israëlisch-Palestijns conflict. Antwerpse ‘moslims’ zouden sympathiseren met hun Palestijnse ‘broeders’ en hun frustratie uitwerken op hun ‘joodse’ stadsgenoten. Het transfereren van een internationale naar een lokale Antwerpse context werd gemeenzaam ‘de import van het Israëlisch-Palestijns conflict’ genoemd.

In het kader van een licentiaatverhandeling werd deze vermoedelijke identificatie onder de loep genomen. De nadruk lag daarbij niet op het geweld of op de aanwezige ‘import’ maar op de ‘joodse’ en ‘islamitische’ gemeenschappen in Antwerpen. Dit onderzoek vertrekt van de autobiografie van Dyab Abou Jahjah, ‘Tussen twee werelden. Roots van een vrijheidsstrijd’. Tijdens een reeks groepsgesprekken met zowel leden van de Antwerpse ‘joodse’ als ‘islamitische’ gemeenschappen, trachtten we te achterhalen hoe de respondenten zichzelf omschreven, hoe ze de ‘andere’ (‘joden’ of ‘moslims’) definieerden en in welke mate het Israëlisch-Palestijns conflict daar een rol bij speelde. We focusten daarbij vooral op etnische, nationale en religieuze aspecten van hun identiteit. De respondenten werden geselecteerd op basis van hun lidmaatschap van politiek-ideologische, religieuze of jongeren- of vrouwenorganisaties, al bleek het een moeilijke opdracht om organisaties te vinden die bereid waren mee te werken en tegelijkertijd binnen dit profiel pasten. De deelnemende organisaties aan ‘joodse’ kant (B’Nai B’Rith, Unie der Joodse Jongeren van Antwerpen, Women’s International Zionist Organisation –WIZO- en WIZO Informatiegroep Midden-Oosten) waren allemaal zionistische organisaties en kunnen bijgevolg allemaal als politiek-ideologisch worden gelabeld, terwijl een religieuze organisatie ontbreekt. De ‘islamitische’ organisaties (Arabisch-Europese Liga, El Moustaqbal, Jongeren voor Islam en Student Focus) daarentegen vormen wel een correct staal.

De gesprekken maakten ons duidelijk dat identiteiten, zowel bij ‘joden’ als ‘moslims’, geplaatst moeten worden binnen de context. Los van de gegeven conflictsituatie lijkt identiteit een moeilijk te definiëren begrip te zijn. De respondenten wijzen zelf op verschillende deelidentiteiten, al blijkt meestal toch één subidentiteit te overheersen. De ‘joodse’ respondenten wezen zonder meer op een sterke band met het ‘thuisland’ Israël. De ‘islamitische’ respondenten legden de nadruk op hun religieuze overtuiging, al blijkt bij de Arabisch-Europese Liga de Arabische nationale identiteit te overheersen. In die zin vertonen de standpunten van de ‘joodse’ respondenten structurele gelijkenissen met deze van de AEL. Beide hechten vooral belang aan de natie(staat), respectievelijk Israël en de Arabische natie. Bij de overige ‘islamitische’ respondenten blijkt het niet zozeer hun identiteit te zijn die de identificatie bepaalt, maar eerder de aanwezigheid van onderdrukking (i.e. een conflictsituatie). Deze ‘moslims’ identificeren zich met de Palestijnen omdat er sprake is van onderdrukking. De identificatie wordt versterkt door de gemeenschappelijke Arabische etnische afkomst of religieuze overtuiging. Zonder deze conflictsituatie zou de band hoogstwaarschijnlijk minder sterk zijn.


Daarnaast blijkt dat de etnische en religieuze identiteiten van zowel ‘joden’ als ‘moslims’ niet voor iedereen dezelfde betekenis hebben. Terwijl voor de ene het ‘joods-zijn’ enkel en alleen een religieuze overtuiging is, verwijst de andere naar de ‘joden’ als “één religie, één nationaliteit, één volk” . Hetzelfde geldt voor de ‘islamitische’ respondenten. De islam lijkt voor een aantal respondenten hun Marokkaanse etniciteit te vervangen, terwijl anderen ook daar enkel en alleen het religieuze in zien. De Marokkaanse herkomst verdwijnt binnen deze context vaak naar de achtergrond.


Wanneer we beide partijen naar hun mening over elkaar peilden, leek die vooral te worden bepaald door stereotypen en vooroordelen. Oude stereotypen zoals de ‘jood’ als ‘rijke machtswellusteling’ bestaan nog steeds, maar ook ‘moslims’ worden al te vaak beschreven als ‘terroristen’. Uit de gesprekken blijkt dat het niet enkel het Israëlisch-Palestijns conflict is dat de standpunten van beide partijen bepaalt, maar dat die moeten gesitueerd worden binnen een breder perspectief. De polarisatie duidt eerder op een ruimere identificatie, namelijk het joods-christelijke Westen tegenover het Arabisch-islamitsche Oosten. Het gebruik van termen als ‘import’ of ‘verbinnenlandsing’ geeft volgens ons bijgevolg een vertekend beeld over deze identificatieprocessen. De respondenten van dit onderzoek zijn zélf het product van deze geglobaliseerde samenleving. Hun identiteiten worden dan ook gevormd door deze ‘postnationale samenleving’, waar conflicten in een ander werelddeel zelfs in Antwerpen voor beroering kunnen zorgen. Deze identificatie blijft bijgevolg niet enkel beperkt tot Antwerpse ‘moslims’, maar geldt evengoed voor de ‘joodse’ respondenten. Het verschil tussen de ‘joodse’ en de ‘islamitische’ respondenten ligt in de manier waarop ze daar elk mee omgaan. Terwijl de ‘joden’ zich engageren in Israël zélf, trachten de ‘moslims’ hun standpunten te verdedigen in Antwerpen. We prefereren bijgevolg het begrip ‘transnationale solidariteit’ in plaats van het ‘importeren’ van een conflict. Het ‘importeren’ legt ons inziens te veel de nadruk op de grenzen van de traditionele natiestaat, terwijl uit onze gesprekken blijkt dat deze meer en meer aan belang moet inboeten. We kunnen ons niet langer opsluiten in ons eigen dorp of onze eigen natiestaat, nu de wereld zélf een dorp geworden is…
Editor(s): Gergely, Thomas
Date: 2015
Abstract: La judéophobie possède une histoire bimillénaire, une histoire qui se décline selon des paradigmes multiples allant de la méprisante incompréhension gréco-romaine, à l'antijudaïsme religieux chrétien, relayé par l'antisémitisme politique du XIXe siècle et son avatar ultime et meurtrier, l'antisémitisme racial. Le tout, prolongé aujourd'hui par le réveil de l'animosité musulmane originelle à l'égard des Juifs, faite à base de passages sélectionnés du Coran et des Hadiths et attisé, actuellement, par l'impasse de la question israélo-palestinienne. Le phénomène de la haine des Juifs, la plus longue exécration ininterrompue de l'histoire humaine, se raconte au fil de ses soubresauts et de ses convulsions. Mais, il doit également s'expliquer selon ses modalités de fonctionnement, ses ressorts et ses mécanismes. Lesquels relèvent, malgré leurs spécificités, des mécanismes généraux de la haine : ceux qui arrivent à pousser des hommes, pourtant considérés comme civilisés, à fondre sur des semblables avec lesquels, jusque-là, ils vivaient en bonne intelligence.
En octobre 2013, l'Institut d'Etudes du Judaïsme à l'ULB a organisé un colloque axé sur les formes actuelles du phénomène, et spécialement sous la forme qu'il revêt en Belgique. Ce volume, le 13e de la collection Mosaïque, met à disposition les interventions des participants, tous spécialistes reconnus de cette question qui n'en finit pas de finir...
Sous la direction de Thomas Gergely, avec les contributions de Eliezer Ben-Rafael, Benoît Bourgine, Edouard Delruelle, Joël Kotek, André Grjebine et Florence Taubmann.
Avec le soutien de la Fondation du Judaïsme de Belgique et du FNRS.